De Lariks is een initiatief van zorgaanbieder Zorg Anders en praktijk Kinderbijstand. Beide zorgverleners vinden elkaar in een samenwerking op het snijvlak van (het voorkomen van) uithuisplaatsingen. Een tijdelijke gezinsopname geeft lucht en ruimte zodat ingrijpende beslissingen met de grootste zorgvuldigheid kunnen worden genomen.
Een uithuisplaatsing is een verstrekkende maatregel die alleen in uiterste nood en alleen in het belang van het kind, dient plaats te vinden. Echter wanneer is dat dan en wanneer kun je zeggen dat alle andere opties zijn uitgesloten? Hoe kun je een gezinskluwen ontrafelen van een afstand en in het heetst van de strijd? Wat als je ouders opvoedingsalternatieven aanreikt, zorgt voor inzicht in het gedrag van hun kinderen en tegelijkertijd de wisselwerking tussen beide intensief gaat beïnvloeden? Wanneer er een periode geen zorgen zijn over randvoorwaarden als financiën en huisvesting, hoe ver kom je dan? Kan er dan na 3 maanden niet gekozen worden voor een minder ingrijpende maatregel? Wij denken (en hebben ervaren) dat het proces om te beslissen of een kind echt beter af is als hij of zij niet meer thuis kan wonen deze intensieve benadering verdient. Kinderen raken door uithuisplaatsingen altijd beschadigd; onderbouwt aantonen dat thuisblijven nog schadelijker is, is dan ook een vereiste.
Zorg Anders biedt de mogelijkheid om een ouder met zijn of haar kind (eren) 16 weken intern te laten wonen met 24 uurs begeleiding. Kinderbijstand is verantwoordelijk voor de ouderschapsdiagnostiek. De Lariks heeft zeven inpandige, appartementen (eigen voordeur, woon- en slaapkamer, keuken en badkamer) die modern, maar vooral huiselijk gemeubileerd zijn. Deze basis zorgt voor een eerlijke (en in veel gevallen laatste) kans om een uithuisplaatsing te voorkomen binnen een 24-uur begeleide zorgvoorziening. Het voorkomen van een uithuisplaatsing gaat verder dan het inzetten van een specifieke interventie en vraagt om ‘een pas op de plaats’ om samen met ouders en kind te onderzoeken hoe de situatie is ontstaan en om de problemen te verhelderen middels een verklarende analyse (probleem en krachtenanalyse).
‘Goed genoeg ouderschap’ is op te vatten als een proces dat op een adequate manier tegemoetkomt aan de behoeften van het kind, volgens bestaande culturele standaarden, die kunnen veranderen van generatie tot generatie. Naast basisbehoeften als lichamelijke verzorging, voeding en bescherming, hebben jeugdigen emotionele behoeften zoals liefde, zorg en verbintenis; controle en het consistent stellen van grenzen en het stimuleren van de ontwikkeling. Het ouderschap speelt zich niet af in een vacuüm, maar wordt voortdurend beïnvloed door talloze factoren. Of er sprake is of kan zijn van ‘goed genoeg’ ouderschap, hangt dan ook af van een ingewikkeld samenspel en is afhankelijk van de tijd. Draaglast en draagkracht dienen in balans te zijn. De ouders zelf, de jeugdige maar ook de situatie in het gezin, het sociale netwerk, de professionele hulpverlening en de maatschappelijke context kunnen daarbij van positieve of negatieve invloed zijn. Om te bepalen of een kind (vermoedelijk) in zijn ontwikkeling wordt bedreigd wordt gekeken naar wat een ouder zowel in het hier en nu kan bieden, als hoe de ouder kan waarborgen dat het kind in de toekomst wordt voorzien in zijn behoeften Dit waarborgen vraagt van ouders dat zij kunnen samenwerken met mede opvoeders en eventuele schade uit het verleden kunnen herstellen. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging als er sprake is van een disbalans tussen wat het kind nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen en wat ouders, in samenwerking met medeopvoeders, bieden.
We voeren ouderschapsdiagnostiek uit binnen het vrijwillige kader (op verzoek van ouders) en in opdracht van Gecertificeerde Instellingen en rechtbanken. Het is voor ouders die ‘ja’ zeggen tegen de laatste mogelijkheid om een uithuisplaatsing van hun kind te voorkomen, of in het kader van een terugplaatsing.
1. In een gezamenlijke studie van Kalverboer en Zijlstra (2006) is het Best Interests of the Child (BIC)-model ontwikkeld. Het BIC-model bouwt voort op de lijst van ontwikkelingsvoorwaarden van Heiner en Bartels (1989) en is gebaseerd op een overzichtsstudie naar beschermende en risicofactoren in de leefomgeving van het kind (Kalverboer & Zijlstra, 2006; Zijlstra, 2012).